Een auto met een minicatamaran op aanhangwagen komt bij Cash Converters voorrijden. Even later staat een verkoper in een net hemd het bootje met een afwasborstel en wat sop te poetsen. ,,Een leuk ding voor de show in de winkel'', zegt hij. De kindercatamaran moet ongeveer duizend gulden opbrengen.
Voor het geld hoeft ex-eigenaar Frank Huisman het niet te doen. Hij vermijdt liever ,,die vervelende mensen aan de deur'' die willen afdingen. ,,Hier is het prettig zaken doen, en handje contantje betaald'', zegt Huisman. Met vijfhonderd gulden in zijn zak rijdt hij tevreden weg. Twaalf jaar geleden betaalde hij nog zesduizend gulden voor het bootje.
De uit Australië overgewaaide 'lommerd-nieuwe-stijl' Cash Converters is twaalf jaar geleden opgericht door een pandjesbaas. Wereldwijd zijn er nu meer dan vijfhonderd filialen van de franchiseonderneming, waarvan negen in Nederland. Binnen vijf jaar wil de keten hier tachtig tot honderd winkels openen. ,,Een gat in de markt'', zegt René Verhulst, samen met Edzard Basten Batenburg de Nederlandse eigenaar van Cash Converters. De winkels in Amsterdam en Rotterdam hebben volgens Verhulst een omzet van anderhalf miljoen gulden. Hij verwacht een explosieve groei als het wat minder gaat met de economie in Nederland.
Cash Converters onderscheidt zich van de doorsnee-tweedehandszaak door het bedienend personeel in witte hemden met stropdas, de ruime gangpaden en de relatief hoge prijzen. ,,De meeste tweedehandswinkels geven geen service en hebben toch een beetje een stoffig imago'', zegt Verhulst. De klantenkring is volgens Verhulst zeer gemengd. Van arm tot rijk. Niet voor niets staat er een golfsetje tussen de twintig jaar oude stofzuigers.
In feite functioneert Cash Converters ook als lommerd. Klanten brengen goud, stofzuigers, of kinderwagens in onderpand. Over de prijs moet wel eerst flink worden onderhandeld. Binnen een maand kunnen de klanten hun goederen terugkopen, na betaling van een forse rente: 10 tot 15 procent. Een op de drie klanten komt niet meer terug. Binnen een paar dagen ligt de kinderwagen dan in de winkel.
,,We leven niet van het verpanden, maar het groeit enorm'', zegt Verhulst. Het gaat bij Cash Converters allemaal een stuk sneller en makkelijker dan bij de Stadsbank van Lening, meent de ondernemer. Dat vindt ook de jonge vrouw bij de inkoopbalie die net haar sieraden heeft beleend. Ze is blij dat ze zich geen zorgen hoeft te maken over de pandbrief. ,,Het staat allemaal in de computer, dus die kunt u rustig kwijtraken, als u zich maar legitimeert'', zegt de inkoper.
Achter de winkel is een afzonderlijke ruimte waar spullen worden aangeboden. Liever geen onderhandelingen in de winkel. Vooral op maandag is het hier druk. Mensen blijken dan vaak snel geld nodig te hebben. Overhaast gaat men niet te werk. Cash Converters zegt een streng inkoopbeleid te voeren om gestolen goederen te weren. ,,We houden het zo schoon mogelijk'', zegt Verhulst. Oude fietsen en autoradio's komen de winkel niet in. Op de inkoopafdeling is legitimatie verplicht, camera's volgen de klanten.
Raakt de winkel weer een beetje te leeg, dan wordt er fors reclame gemaakt. ,,In no time hebben we het magazijn dan weer vol'', zegt Verhulst.
NRC Webpagina's2 SEPTEMBER 1999
De Amsterdamse Stadsbank van lening:


De Stadsbank van Lening op de Amsterdamse Wallen kent een lange geschiedenis. De bank werd in 1614 met een sociaal doel opgericht: een einde maken aan 'onbehoorlijke woekerijen' van particuliere banken. De armen, maar ook vermogende 'luyden' in geldnood waren kind aan huis bij de bank. Na geldverslindende veldtochten tegen de Spanjaarden beleende prins Willem van Oranje zijn zilveren servies. Ook de Britse koning Edward III en Johan Maurits van Nassau behoorden tot de cliëntèle van de bank.
In de volksmond wordt de Stadsbank van Lening 'lommerd', 'Ome Jan' of ook wel 'stoep der schaamte' genoemd. ,,Lommerd gebruiken wij liever niet'', zegt J. van Meenen, hoofd materiële zaken van de Stadsbank van Lening. ,,Dat heeft zo'n armoedige klank.''
De handelingen die worden verricht om geld te krijgen op onderpand van goederen zijn de afgelopen vier eeuwen nauwelijks veranderd. De klant komt aan de balie met iets dat ,,onder de arm meegenomen moet kunnen worden''. De taxateur bepaalt de waarde. Met contant geld, meestal ongeveer eenvijfde van de nieuwwaarde, en een pandbrief verlaat de klant binnen vijf minuten de bank. De bank vraagt een legitimatie, maar niets over de kredietwaardigheid van de klant.
Het laagste bedrag dat de Stadsbank uitbetaalt, is vijf gulden. Meestal ligt het rond de vijfhonderd gulden. De hoogste beleensom die tot nu toe werd uitgegeven in Amsterdam was een miljoen gulden voor juwelen. Binnen zes maanden kan de ex-eigenaar, na inlevering
van het pandbewijs en betaling van de rente - ongeveer 10 procent - zijn eigendom terugkopen.
Bijna 95 procent van de klanten koopt zijn bezit terug. Komen ze niet meer opdagen, dan wordt het geveild. De winst komt toe aan de ex-eigenaar. Laat deze niets van zich horen, dan mag de Stadsbank het 'overschot' op eigen rekening bijschrijven. Dit komt neer op bijna een miljoen gulden per jaar. Uiteindelijk vloeit dit geld in de kas van de gemeente, want de Stadsbank mag geen winst maken.
Ondanks vele dieptepunten en een imagoprobleem, mensen vertellen immers liever niet dat ze bij de Stadsbank moeten aankloppen voor geld, heeft de bank de tand des tijds doorstaan. De bank is met de Haagse Gemeentelijke Kredietbank de enige overgebleven gemeentelijke instelling waar goederen in onderpand kunnen worden gebracht. Inmiddels zijn beide banken bloeiende bedrijven. De Stadsbank heeft een omzet van 112 miljoen gulden. ,,We mogen niet mopperen'', zegt Van Meenen. ,,Maar je kan het ook als een slecht teken zien - er vanuit gaande dat we er zijn om de armoede te bestrijden.''
De opleving van de Stadsbank sinds de jaren tachtig is volgens Van Meenen voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de komst van 'nieuwe Nederlanders'. ,,Het staat buiten kijf dat allochtonen heel belangrijk zijn voor ons. Turken, Marokkanen en vooral Surinamers hebben snel de weg naar de Stadsbank gevonden en schamen zich veel minder dan autochtone Nederlanders'', zegt Van Meenen. ,,Als hun koelkast stuk is, leggen ze zo hun armband af.''
Meestal zijn het juwelen, maar Van Meenen ziet mensen met de raarste spullen binnenkomen. Ooit kwam er iemand met een koffertje vol zweepjes en pikant ondergoed. Een ander wilde zijn boot belenen. ,,De klant dacht dat wij hem hier in de gracht konden neerleggen.''
Gerben van der Marel / NRC
2 opmerkingen:
Bedankt voor een interessante blog
Er is ook een programma bij SBS 6 of Veronica. Dat gaat over een Amerikaanse lommerd, zeg maar onze stadsbank van lening. Daar zie je ook van alles binnen komen, dieren, pikante zweepjes, auto's, sieraden. Echt grappig om naar te kijken, uiteraard ook met de nodige problemen, als mensen bijvoorbeeld te laat hun producten willen komen ophalen en de producten er niet meer zijn.
Een reactie posten